Bijgaand treft u een voorbeeld aan van een STABU bestekbeschrijving van een isolerende werkvloer met schuimbeton. Vullagen worden toegepast om leidingen welke op een ondergrond licht en isolerend uit te vullen, waardoor een dekvloer met minimale, constante dikte kan worden aangebracht. Vanwege krimpverschillen tussen schuimbeton en dekvloer wordt een folie tussen deze materialen geadviseerd. In gevallen dat de dekvloer dampdicht wordt uitgevoerd (b.v. linoleum) wordt geadviseerde de folie als dampdichte laag uit te voeren. Leidingen dienen voldoende te worden gefixeerd tegen verschuiven en opdrijven. Voor opdrijven kan ook het afvullen met water een goede oplossing bieden. De minimaal aanwezige laagdikte bepaalt welke volumieke massa toegepast kan worden (1400 kg/m3 > 15 mm, 1100 kg/m3 > 30 mm, 900 kg/m3 > 50 mm, 500 kg/m3 > 90 mm)
Voor het kiezen van courante volumieke massa’s en bijbehorende druksterkten verwijzen wij naar blz. 37 Van CUR-rapport 181, die als bijlage bij deze voorbeelden is opgenomen. Ten aanzien van productiekosten geldt dat mengsels met een hogere volumieke massa altijd een hogere eenheidsprijs hebben t.o.v. mengsels met een lagere volumieke massa. Darnaast geldt dat mengsels met een hoog cementgehalte (bovengrens van de sterktemogelijkheden bij een bepaalde volumieke massa) eveneens een hogere eenheidsprijs bezitten.
- toepassen: schuimbeton met een volumieke massa van 500 kg/m3 tot 1400 kg/m3 en sterkteklasse van SB 0,75 tot SB 6,0